Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [25]Ik zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen, en [26]zijn verfoeiselen [27]van tussen zijn tanden; alzo zal [28]hij ook [29]onzen God overblijven; ja, hij zal zijn [30]als een vorst in Juda, [31]en Ekron als de Jebusiet. 25. Te weten, nadat Ik hen zal gestraft of getuchtigd, en tot mijn volk zal aangenomen hebben, dat zal Ik hem [te weten de Filistijn] reinigen van zijne zonden, inzonderheid van de doodslagen, welke zij begaan hebben. Hebr. bloeden. Hier belooft God dat Hij ook de heidenen tot zijn volk zal aannemen en in zijne kerk inlijven. 26. Versta, de afgoden en hunne offeranden. 27. Dat is, Ik zal maken dat zij er niet meer van spreken zullen, Ps.16:4. Of, Ik zal maken dat zij het vlees, hetwelk hunnen afgoden geofferd is, niet meer eten zullen. 28. Te weten, de Filistijn, het Filistijnse volk. Of, hij ook; dat is, niet alleen het gemene volk, maar ook de koning zelf. 29. Dat is, tot Gods volk en gemeente der gelovigen aangenomen worden. Zie hfdst.8 vs.23. 30. Of, als een leidsman; dat is, zij zullen in Gods kerk in groot aanzien wezen en anderen in godzaligheid voorgaan en een voorbeeld zijn. 31. Dat is, die van Ekron zullen ook te Jeruzalem, te weten in het geestelijke Jeruzalem wonen, gelijk eertijds de Jebusieten in de stoffelijke stad Jeruzalem gewoond hebben, en de Jebusieten zullen ook tot Gods volk aangenomen worden.